Niveaus van taalvaardigheid
Tijdens het leren van een taal kan de omvang van de woordenschat die nodig is om basis-, gemiddeld en gevorderd niveau te bereiken aanzienlijk variëren, afhankelijk van de doeltaal en de taalleerdoelen. In het algemeen kunnen echter de volgende richtlijnen worden toegepast.
Basis (A1-A2)
Omvang woordenschat: ongeveer 500-1000 woorden.
Kenmerken:
Kennis van alledaagse uitdrukkingen en basiswoordenschat.
Eenvoudige zinnen begrijpen en gebruiken om te voorzien in dagelijkse behoeften (bijv. persoonlijke en familie-informatie, boodschappen doen, werk).
In eenvoudige bewoordingen kunnen communiceren wanneer de gesprekspartner langzaam en duidelijk spreekt.
Intermediair (B1-B2)
Omvang woordenschat: ongeveer 2000-4000 woorden.
Kenmerken:
Het vermogen om het meeste te begrijpen van wat je in het dagelijks leven hoort of leest.
Vermogen om verbanden te leggen en meningen te vormen.
In staat zijn om op gemiddeld niveau te schrijven en adequaat te reageren in de meeste communicatieve situaties.
Vermogen om te communiceren in de meeste situaties en om te communiceren in de meeste situaties
Gevorderd (C1-C2)
Omvang woordenschat: ongeveer 4000-8000 woorden of meer.
Kenmerken:
Hoog niveau van taalbegrip en expressie.
In staat zijn om complexe en gedetailleerde teksten te begrijpen en te produceren, inclusief professionele en academische onderwerpen.
Vermogen om spontaan te communiceren en subtiele nuances in taal uit te drukken.
Deze cijfers zijn indicatief en de werkelijke behoefte zal sterk afhangen van de individuele doelen van de leerling, de taalomgeving en de mate waarin ze van plan zijn de taal zowel mondeling als schriftelijk te gebruiken. Naast het uitbreiden van de woordenschat zijn grammaticale structuren, uitspraak en communicatievaardigheden belangrijk bij het leren van een taal.