Žodynas

The

De, het, de
Ypač Dažnas
0 - 100

Be

Zijn, Bestaan, Zich bevinden, Blijven, Worden
Ypač Dažnas
0 - 100

Of

Van, van, van, van, van
Ypač Dažnas
0 - 100

And

En, En bovendien, En weer, En dan
Ypač Dažnas
0 - 100

A

Een (indefinite article), Letter A, Een (numerical value, as in 'one'), Een (a type of category), Een (as in 'any')
Ypač Dažnas
0 - 100

Is

Is, is (present tense of 'zijn'), is (in questions), is (in negation), is (used in passive constructions)
Ypač Dažnas
0 - 100

Have

Hebben, Hebben, Hebben, Hebben, Hebben
Ypač Dažnas
0 - 100

It

Het, Het, Dat, Het, Het
Ypač Dažnas
0 - 100

I

Ik, ik, ik, ik, ik
Ypač Dažnas
0 - 100

You

Jij / Je, U, Jullie, U (plural)
Ypač Dažnas
0 - 100

He

Hij, Die, Die man
Ypač Dažnas
0 - 100

With

Met, Bij, Met behulp van, Samen met, In combinatie met
Ypač Dažnas
0 - 100

Do

Doen, Uitvoeren, Handelen, Gedaan krijgen, Zorgen voor
Ypač Dažnas
0 - 100

At

Bij, Aan, Op, Tegen, In
Ypač Dažnas
0 - 100

Are

Zijn, Worden, Ben, Jullie zijn
Ypač Dažnas
0 - 100

Not

Niet, geen, niet meer, nooit, niet eens
Ypač Dažnas
0 - 100

This

Dit, Deze, Dit (as an adverb), Dit (as a conjunction)
Ypač Dažnas
0 - 100

But

Maar, Echter, Toch, Alhoewel, Maar toch
Ypač Dažnas
0 - 100

From

Van, Vanaf, Af, Uit
Ypač Dažnas
0 - 100

They

Zij, Hen, Hun, Degenen
Ypač Dažnas
0 - 100

She

Zij, Ze, Zij (met nadruk)
Ypač Dažnas
0 - 100

Or

Of, Ofwel, Of...of, Dan
Ypač Dažnas
0 - 100

Was

Was (past tense of 'to be'), Was (as in 'what was'), Was (in the context of existence), Was (as a rhetorical question)
Ypač Dažnas
0 - 100

Which

Welke, Diegene die, Wat voor, Welke van
Ypač Dažnas
0 - 100

We

Wij, We, Wij (in a collective sense), We (in an inclusive sense)
Ypač Dažnas
0 - 100

An

Een (indefinite article), Aan (preposition), Aan (part of an expression), Aan (part of a phrasal verb)
Ypač Dažnas
0 - 100

Say

Zeggen, Aangeven, Verklaren, Bepalen, Vermelden
Ypač Dažnas
0 - 100

Would

Zou, Zou (voorwaardelijk), Zou (verlangen of voorkeur uitdrukken), Zou (verleden tijd van willen), Zou (indirecte rede)
Ypač Dažnas
0 - 100

Can

Kunnen, Mogen, In staat zijn om, Kunnen (als hulpwerkwoord), Capaciteiten
Ypač Dažnas
0 - 100

If

Als, Indien, Wanneer, Mocht
Ypač Dažnas
0 - 100

Their

Hun, Van hen, Hunnen
Ypač Dažnas
0 - 100

Go

Gaan, vertrekken, doorgaan, lopen, gaan met, verdergaan
Ypač Dažnas
0 - 100

What

Wat, Wat voor, Wat is er?, Wat een, Wat betreft
Ypač Dažnas
0 - 100

Get

Krijgen, Begrijpen, Naar (een plek) gaan, Krijgen om te (doen), Worden, Zich in een bepaalde toestand bevinden
Ypač Dažnas
0 - 100

Make

Maken, doen, veroorzaken, tot stand brengen, uitkomen
Ypač Dažnas
0 - 100

Who

Wie, Wie (in a relative clause), Wie (as an interrogative pronoun)
Ypač Dažnas
0 - 100

Out

Uit, buiten, uitkomen, af, uit de hand lopen, uitputten
Ypač Dažnas
0 - 100

See

Zien, Begrijpen, Afspraak maken, Opmerken, Kijken naar
Ypač Dažnas
0 - 100

Know

Weten, Kennen, Beseffen, Inzien, Ervaren
Ypač Dažnas
0 - 100

Time

Tijd, Tijdstip, Periode, Uur, Tijdelijk
Ypač Dažnas
0 - 100

Take

Nemen, pakken, opnemen, overnemen, meegenomen, innemen
Ypač Dažnas
0 - 100

Them

Hen, Ze, Die, Hen (as a direct object in informal speech), Diegenen
Ypač Dažnas
0 - 100

Some

Enkele, Sommige, Een paar, Enige, Wat
Ypač Dažnas
0 - 100

Could

Kon, Zou kunnen, Zou kunnen zijn, Had kunnen
Ypač Dažnas
0 - 100

Him

Hem, Hem, Hém
Ypač Dažnas
0 - 100

Year

Jaar, Jaren, Jaarlijkse, Jaartal, Levensjaar
Ypač Dažnas
0 - 100

Into

In, Tot, Naar, In de richting van, In de loop van
Ypač Dažnas
0 - 100

Its

Het, Zijn, Haar
Ypač Dažnas
0 - 100

Then

Dan, Toen, Toen (in conditional statements), Daarna, Vervolgens
Ypač Dažnas
0 - 100

Think

Denken, Geloven, Overdenken, Overwegen, Menen
Ypač Dažnas
0 - 100
Vocafy, efektyvus kalbų mokymasis
Vocafy, efektyvus kalbų mokymasis
Vocafy padeda lengvai atrasti, tvarkyti ir išmokti naujus žodžius ir frazes. Kurkite suasmenintas žodyno kolekcijas ir praktikuokitės bet kada ir bet kur.
Nepavyko
Sėkmingai
Operacija nesėkminga!